Vlaggen

Blog van Marie-Louise Noltee

“Hé, kom eens hier”,  zegt een bewoner als ik de woning inloop. Ik draai de zoveelste verantwoordelijke dienst over twee woningen wegens gebrek aan gediplomeerd personeel. Bijzonder hoe hij toch mijn aandacht weet te trekken, ondanks mijn heen en weer geloop. Ik ga naar hem toe en vraag wat ik voor hem kan doen. “Er klopt iets niet”,  zegt hij en hij wijst naar buiten. “Is het Dodenherdenking of zo, waarom heeft niemand me dat verteld?” Buiten hangen vlaggen aan lantaarnpalen vanwege de boerenprotesten en ik snap direct zijn verwarring: ze lijken halfstok te hangen zo net iets onder het einde van de paal. “Je hebt gelijk, er klopt inderdaad iets niet”,  zeg ik hem en mijn gedachten dwalen af.

Mijn gedachten gaan naar die andere vlag, want waar is ‘onze’ vlag eigenlijk gebleven? Die witte vlag met dat rode hart die overal hing aan het begin van de coronapandemie en waarmee zoveel mensen ons een hart onder de riem wilden steken. En dat applaus dan, hoe zit het daarmee? Ik hoor niets meer: het is stil, doodstil terwijl ik harder werk dan ooit met nóg meer verantwoordelijkheid en nóg meer taken. En de uren om alles naar behoren te doen  worden alleen maar minder.

Die vlaggen en dat applaus hebben sommige collega’s er niet van weerhouden de zorg de rug toe te keren. Dat prachtige vak van mij wordt om zeep geholpen. In de zomerperiode wordt ‘mijn woning’ gerund door vakantiekrachten; kinderen soms van 18, 19 jaar. Lieve jonge mensen met de beste intenties maar zo onervaren en zo nog niet klaar voor zoveel verantwoordelijkheid.

Ik maak me grote zorgen over hoe dit verder moet. Zal ik gaan protesteren net als de boeren? Waarom leg ik geen flinke partij citroenen op het Binnenhof om de regering te laten weten dat ik er een zure smaak van in mijn mond heb en dat ik het gevoel heb uitgeknepen te worden? Of zal ik een spandoek maken met de tekst: ‘zonder bekwame broeder of zuster, loop je de hele dag in je duster’. Of zal ik tóch een trekker van de boeren lenen, voor de rotonde zetten met de tekst: ‘ik trek het niet meer’?

Het past niet bij me, denk ik, maar ik ben niet minder ongerust. Wat ik wél kan is schrijven dus dat doe ik hier ook.

Want die bewoner heeft gelijk: er klopt iets niet. Het is ook mijn zorghart, dat grote,  lieve, blije zorghart. Dat hart dat altijd een sprongetje maakt als ik naar het werk ga. Dat hart dat ik blind volg als ik voel of iets goed is of juist niet. Dat hart dat zich vanzelf opent als ik contact maak met mensen met een vorm van dementie. Datzelfde hart doet zeer. Het werkt nog wel hoor, wees gerust: al zou een lichte massage fijn zijn. Evenals nieuwe collega’s, vooral dat: fijne betrokken collega’s met wie ik meer aandacht en hartverwarmende zorg kan geven aan onze lieve bewoners.

Voor alle hardwerkende collega’s: houd vol en laten we elkaar een hart onder de riem blijven steken. En mocht je dit lezen en overweeg je een baan in de zorg: voel je vooral hartelijk uitgenodigd om te solliciteren. Ik hang de vlag uit voor de eerste die zich meldt!